Orde van dienst
Zondag 12 oktober 2025

Herfst
Herfst is de tijd van vermoeden, niet van weten.
Van tasten, niet van grijpen. Van eerst met mijn duim
het waas wegvagen van een purperen pruim
en van voelen en van dàn pas eten.
Herfst is rustig doende, niet als zomer doende was,
met dat druk ondernemen, proclameren en oprichten
en met uitbreiden en met weer iets anders stichten.
Herfst vertraagt een ogenblik de pas.
Een krekel zit nog vol te houden in het gras.
en op de grintweg snort een laatste bij.
Wat vorig jaar nog komen moest, is nu voorbij.
Maar de geest is vrij.
Om te berekenen en te weerleggen en te ijken.
En om te rangschikken en te bevragen, te beschouwen en te kijken.
Herman De Coninck (1944-1997)
Het is vandaag de 4e van de herfst. We lezen: 2 Kon 17: 5-7, 24, 29-34 en Lucas 17: 11-21
WE KOMEN BINNEN IN GODS HUIS
Zingen lied van de week lied 712: Het jaar neigt zich tot stille groet
Het jaar neigt zich tot stille groet, het rijpte een zomer lang tot zin,
nu in de herfst houdt het zich in en spreekt uit volheid: God is goed.
Maar wij, de mensen, zijn te klein. Wij doen of het het onze is
wat God ons geeft. Of aan 't gemis der naasten wij niet schuldig zijn.
De honger gaat de wereld rond, wij danken God voor overvloed.
O geef, Heer, dat de hand toch doet wat wordt beleden met de mond,
en niet meer neemt, maar voluit geeft aan alle mensen in de nood,
zoals Gijzelf u in de dood hebt uitgedeeld, o brood dat leeft.
Welkom en mededelingen
De kaarsen worden ontstoken
Muziek tot eer van God
We gaan staan
Bemoediging en drempelgebed
Voorganger
Onze Hulp is in de Naam van de HEER. DIE HEMEL EN AARDE GEMAAKT HEEFT
Wij bidden: Heer, gij wacht op ons totdat wij opengaan voor U;
Wij wachten op uw woord dat ons ontvankelijk maakt.
Stem ons af op uw stem, op uw stilte;
Leer ons luisteren naar uw zoon,
Allen
NAAR JEZUS , ONZE HEER
Openingslied uit zingende gezegend 213 (mel psalm 84): Dit huis een herberg onderweg

Dit huis, waarin een gastheer is
wiens zachte juk geen last meer is,
dit huis is tot ons heil gegeven:
een herberg voor wie moe en mat
terzijde van het smalle pad
struikelt en langer niet wil leven –
plaats tegen de neerslachtigheid,
een pleister van barmhartigheid.
Dit huis, met liefde opgebouwd,
dit gastenhuis voor jong en oud,
ligt langs de weg als een oase;
hier kan men putten: nieuwe kracht,
hier is beschutting voor de nacht,
hier is het elke zondag Pasen!
Gezegend alwie binnengaat
en hier zijn lasten liggen laat.
We gaan zitten
Kyriegebed
Glorialied: lied 150a Geprezen zij God Gij engelenkoor: 2,3
Geprezen zij God! Gij allen op aard,
aanbid Hem die u als kinderen aanvaardt.
Loof Hem die uw Heer is met juichende stem.
Beantwoord zijn liefde: leef altijd voor Hem!
Geprezen zij God! Laat alles wat leeft
nu zingen voor Hem die alles ons geeft.
Laat jubelen het orgel, laat harp en trompet
de glorie doen klinken van Hem die ons redt.
Groet
Voorganger
De HEER zij met u
Allen
OOK MET U ZIJ DE HEER
Gebed van de zondag
Tijd voor de kinderen
Verhaal van Mirjam en Micha
Zingen: Lied van Mirjam en Micha
.
1e lezing: 2 Kon 17: 5-7, 24, 29-34
Hij viel het land binnen, trok op tegen Samaria en belegerde de stad drie jaar lang. 6 In het negende regeringsjaar van Hosea nam de koning van Assyrië Samaria in. Hij voerde de Israëlieten als ballingen mee naar Assyrië. Sommigen wees hij een woonplaats aan in Chalach, anderen aan de rivier de Chabor in Gozan, en weer anderen in de steden van Medië.
Beschouwing over de ondergang van Israël
7 Dit alles gebeurde omdat de Israëlieten zondigden tegen de HEER, hun God, die hen had bevrijd uit de macht van de farao, de koning van Egypte, en hen uit Egypte had weggeleid. Ze waren andere goden gaan vereren.
24 De koning van Assyrië voerde mensen uit Babel, Kuta, Awwa, Hamat en Sefarwaïm naar de steden van Samaria, waar hij hun een woonplaats toewees in plaats van de Israëlieten. Deze mensen namen Samaria in bezit en gingen er wonen.
29 Toch bleven al die volken hun eigen godenbeelden maken, die ze in hun nieuwe woonplaats neerzetten in de tempels die de bewoners van Samaria op de offerhoogten gebouwd hadden. 30 De mensen uit Babel maakten een beeld van Sukkot-Benot, de mensen uit Kuta maakten een beeld van Nergal, de mensen uit Hamat maakten een beeld van Asima, 31 de Awwieten maakten beelden van Nibchaz en Tartak, en de Sefarwieten verbrandden hun kinderen als offer voor hun goden Adrammelech en Anammelech. 32 Daarnaast vereerden zij de HEER en stelden ze uit hun eigen midden priesters aan om dienst te doen in de tempels op de offerhoogten. 33 Ze vereerden dus wel de HEER, maar dienden ook hun eigen goden zoals ze in hun land van herkomst gewoon waren geweest.
34 Ook de Israëlieten zelf vervielen telkens opnieuw in hun oude gewoonten en doen dat tot op de dag van vandaag: ze vereren de HEER niet en houden zich niet aan de voorschriften, regels, wetten en geboden die de HEER heeft opgelegd aan de nakomelingen van Jakob, aan wie Hij de naam Israël heeft gegeven.
Zingen: psalm 113: 1,2
Prijst, halleluja, prijst den Heer,
gij 's Heren knechten, immermeer
moet 's Heren naam gezegend wezen.
Van waar de zon in 't Oosten straalt,
tot waar z' in 't Westen nederdaalt,
zij 's Heren grote naam geprezen.
Ver boven aller volken trots
blinkt hemelhoog de glorie Gods.
Wie is als Hij, de Heer der heren ?
Hij onze God, die troont zo hoog,
slaat op het diepste diep zijn oog.
Hemel en aarde moet Hem eren.
Evangelielezing: Lucas17: 11-21
11 Op weg naar Jeruzalem trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea. 12 Toen Hij daar een dorp wilde binnengaan, kwamen Hem tien mensen tegemoet die door een huidziekte onrein waren; ze bleven op een afstand staan. 13 Ze verhieven hun stem en riepen: ‘Jezus, meester, heb medelijden met ons!’ 14 Toen Hij hen zag, zei Hij tegen hen: ‘Ga u aan de priesters laten zien.’ Terwijl ze gingen werden ze gereinigd. 15 Een van hen, die zag dat hij genezen was, keerde terug en loofde God met luide stem. 16 Hij viel neer aan Jezus’ voeten om Hem te danken. Het was een Samaritaan. 17 Toen zei Jezus: ‘Zijn er niet tien gereinigd? Waar zijn de negen anderen? 18 Wilde niemand anders terugkomen om God eer te bewijzen dan alleen deze vreemdeling?’ 19 Hij zei tegen de Samaritaan: ‘Sta op en ga. Uw geloof heeft u gered.’
20 Toen de farizeeën Jezus vroegen wanneer het koninkrijk van God zou komen, antwoordde Hij hun: ‘De komst van het koninkrijk van God laat zich niet aanwijzen, 21 en men kan niet zeggen: “Kijk, hier is het!” of: “Daar is het!” Maar weet wel: het koninkrijk van God ligt binnen uw bereik.’
Lied 837, iedereen zoekt u , jong of oud
Iedereen zoekt U, jong of oud,
speurend langs allerlei wegen:
kronkelig, vreemd, of recht, vertrouwd –
Meester, waar kom ik U tegen?
Eens vindt U ons, bij dag of nacht,
moe van onszelf en zonder kracht,
dorstend naar liefde en zegen.
Volgen wij, Heiland, niet uw spoor:
laten wij anderen bloeden,
geven wij pijn en angsten door -
neem ons dan onder uw hoede.
Spreek uw genezend woord vol macht,
dan krijgt ons leven nieuwe kracht.
Spreek, dan keert alles ten goede.
Heer, als ons denken U ontkent,
kan ons de leegte benauwen.
Als onze hand uw schepping schendt,
wilt U ons dan nog vertrouwen?
Twijfel of hoogmoed, onverstand –
neem ons, uw mensen, bij de hand.
Laat ons uw schoonheid aanschouwen.
Koning, uw rijk is zo nabij -
open mijn ogen en oren!
Onrustig is mijn hart in mij,
totdat het nieuw wordt geboren.
Daarom zoekt U elk mensenkind.
Zoek, herder, mij, opdat ik vind
en steeds meer bij U zal horen.
Preek
Zingen: lied 756: 1,2,3,4 Laat komen heer uw rijk
Laat komen, Heer, uw rijk, uw koninklijke dag,
toon ons uw majesteit, Messias, uw gezag!
Waar blijft het overlang beloofde land van God,
waar liefd' en lofgezang verdrijven leed en dood?
Zal ooit een dag bestaan dat oorlog, haat en nijd
voorgoed zijn weggedaan, in deze wereldtijd?
Wij bidden, Heer, sta op en kom in heerlijkheid!
Op U staat onze hoop die onze Herder zijt!
Gebeden, Stil gebed, Onze Vader
Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden
zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan u behoort het koningschap, de macht en de majesteit
tot in eeuwigheid.
Amen
We gaan staan.
Zingen lied 704: Dank, dank nu allen God
Dankt, dankt nu allen God met hart en mond en handen,
die grote dingen doet hier en in alle landen,
die ons van kindsbeen aan, ja, van de moederschoot,
zijn vaderlijke hand en trouwe liefde bood.
Die eeuwig rijke God moge ons reeds in dit leven
een vrij en vrolijk hart en milde vrede geven.
Die uit genade ons behoudt te allen tijd,
is hier en overal een helper die bevrijdt.
Lof, eer en prijs zij God die troont in 't licht daarboven.
Hem, Vader, Zoon en Geest moet heel de schepping loven.
Van Hem, de ene Heer, gaf het verleden blijk,
het heden zingt zijn eer, de toekomst is zijn rijk.
Zegen
voorganger
Zegen, beantwoord met:
Gemeente

Orgelspel
Ambtsdragers: Tonny Warners, Carolien Haan, Luuk Houkes, Ellen Sonneveld
Organist: Jouke Hordijk
Kosters; Hammy en Janny Oldengarm
Beamer: Tonny Warners
Camera: Anet Veugers
Kindernevendienst: KinderCaroussel-leiding
