Orde van dienst
orde van diensten Stille Week 2025
WITTE DONDERDAG
Welkom
Bemoediging en drempelgebed
V: Onze hulp is in de naam van de Heer,
die hemel en aarde gemaakt heeft
Die ons voordoet: breek en deel,
dien elkaar, heb elkaar lief.
G. Heer, ga ons voor, wij volgen. Amen.
Zingen: LB 1005, 1,2,3, Zoekend naar licht
Zoekend naar licht hier in het duister,
zoeken wij U, waarheid en kracht.
Maak ons uw volk, heilig, vol luister, schijn in de donkere nacht.
Christus, ons licht, schijn door ons heen, schijn door het duister.
Christus, ons licht, schijn ook vandaag, hier in uw huis.
Zoekend naar rust zijn wij vol zorgen,
zoekend naar hoop, troost in uw woord.
Spreek door ons heen tot de verdrukten, zo wordt uw stem gehoord.
Christus, ons licht, schijn door ons heen, schijn door het duister.
Christus, ons licht, schijn ook vandaag, hier in uw huis.
Zoekend naar brood lijden zij honger,
zoekend naar water lijden zij dorst.
Maak ons uw brood, breek ons voor allen, U bent de vredevorst.
Christus, ons licht, schijn door ons heen, schijn door het duister.
Christus, ons licht, schijn ook vandaag, hier in uw huis.
Groet:
V. De Heer zij met u
G. Ook met u zij de Heer
Gebed van de witte donderdag
Lezen: Exodus 12 : 1 – 28 (bewerking: Jan de Jongh)
Bij de uittocht uit het slavenhuis, de tocht naar het land van verlangen,
vierden de Israëlieten de maaltijd van de vrijheid.
In de avondschemering van de veertiende dag van de eerste maand slachtten zij een schaap, bakten zij ongedesemde koeken
en aten het vóór de tocht begon.
Haastig moesten ze het eten, hun reiskleren aan,
sandalen aan hun voeten, de stok in de hand.
Het bloed van het schaap streken zij aan de deurposten van hun huizen.
Het beschermde hen in het uur van de waarheid
tegen de engel van de dood.
Die nacht spaarde de engel hen en passeerde hun huis.
Daarom vieren alle generaties het feest van ‘passeren’ :
voor altijd blijft dit voorschrift van kracht om Pascha of Paasfeest te vieren.
Zingen lied 81: 1,4,8,11, Jubelt God ter eer
1 Jubelt God ter eer, Hij is onze sterkte !
Juicht voor Isrels Heer, stem en tegenstem
springen op voor Hem die ons heil bewerkte.
4 God heeft ons gezegd nooit gehoorde dingen.
Heilig is 't en recht nu en t' allen tijd
Hem die ons bevrijdt vrolijk toe te zingen.
8 Ik ben HIJ DIE IS: God wil Ik u wezen.
Uit de duisternis van de slavernij
maakte Ik u vrij: hebt gij nog te vrezen ?
11 Ga niet van Mij heen, volg Mij op Mijn wegen,
sluit u hecht aaneen. Waar gij langs zult gaan
maak Ik u ruim baan: niemand houdt u tegen.
Lezing Johannes 13, 1-15
1 Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat Hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die Hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan. 2 Jezus en zijn leerlingen hielden een maaltijd. De duivel had intussen Judas, de zoon van Simon Iskariot, ertoe aangezet om Jezus uit te leveren. 3 Jezus, die wist dat de Vader Hem alle macht had gegeven en dat Hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan, 4 stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om 5 en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen, en droogde ze af met de doek die Hij omgeslagen had. 6 Toen Hij bij Simon Petrus kwam, zei deze: ‘U wilt toch niet mijn voeten wassen, Heer?’ 7 Jezus antwoordde: ‘Wat Ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het wel begrijpen.’ 8 ‘O nee,’ zei Petrus, ‘míjn voeten zult U niet wassen, nooit!’ Jezus zei: ‘Als Ik ze niet mag wassen, kun je niet bij Mij horen.’ 9 ‘Dan niet alleen mijn voeten, Heer,’ antwoordde Simon Petrus, ‘maar ook mijn handen en mijn hoofd!’ 10 Hierop zei Jezus: ‘Wie gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen, hij is al helemaal rein. Jullie zijn dus rein – maar niet allemaal.’ 11 Hij wist namelijk wie Hem zou uitleveren, daarom zei Hij dat ze niet allemaal rein waren. 12 Toen Hij hun voeten gewassen had, deed Hij zijn bovenkleed aan en ging weer naar zijn plaats.
‘Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb?’ vroeg Hij. 13 ‘Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen Mij, en terecht, want dat ben Ik ook. 14 Als Ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. 15 Ik heb een voorbeeld gegeven; wat Ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.
Zingen: lied 569, Toen Jezus wist : Nu is gekomen
2 Hij gaf ons zwijgende een tekenen
kwam ons voet voor voet nabij,
Hij deed het water van zich spreken,
het stort zich uit en reinigt mij.
3 Zo is de Heer een knecht geworden
en tot de bodem toe gegaan
om ons met ootmoed te omgorden
Hij doet ons zijn geringheid aan
4 Heer van mijn hart, U bent gekomen
de nacht door naar uw grote dag,
Ik heb in eenvoud aangenomen
dat ik U daarin volgen mag.
Aansteken van de 12 tafelkaarsen
Een enkel woord
Zingen: LB 67 a, Heel de aarde jubelt
Voorganger: Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer,
halleluja, halleluja!
Allen:
G.
Voorganger: Ja, heel de aarde moet God wel prijzen, loven zijn machtig beleid, omdat Hij steeds op wondere wijze alles bestuurt in gerechtigheid.
Allen: Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer, halleluja, halleluja!
V: Ja, God is goed, schenkt ons zijn zegen, toont ons zijn aanschijn van licht, Hij gaat ons voor op alle wegen, heeft uit de zonde ons opgericht.
Allen: Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer, halleluja, halleluja!
V: Hij is de God, die ons verblijdde, die onze nood heeft verstaan;
die ons een hemels Paasmaal bereidde en zonder vrees door de wereld laat gaan.
Allen: Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer, halleluja, halleluja!
Allen :
Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer, halleluja, halleluja!
Klaarmaken van de tafel
Tafelgebed
Goede God, danken wij voor wat wij leren van Jezus uw dienaar:
de eerste zijn is de minste worden, is elkaar de voeten wassen.
Wij bidden dat het ons gegeven wordt te leren uit dit geheim te leven
met hart en hoofd en handen.
Wij bidden: dat die gezindheid bij ons is die ook in Jezus was:
dat wij leren te geven in plaats van te eisen,
aan te kijken in plaats van neer te zien,
te luisteren in plaats van almaar te spreken,
te begrijpen in plaats van te veroordelen,
te vergeven in plaats van verhaal te zoeken.
Wij bidden: leer uw kerk de minste te zijn
Leer ons niet al maar te willen winnen
want alleen dan winnen wij elkaar,
winnen wij u, winnen wij vrede.
Gezegend zijt Gij, levende God, omwille van Hem,
die zich klein maakte want die ons diende.
Gezegend zijt gij omwille van Hem, zoon van de mensen,
beeld en gelijkenis van uw trouw.
Die werd vernederd en gebroken, die werd verheven in uw licht,
die wordt gehoord, die wordt geleefd, die komen zal in deze wereld.
Die ons een nieuwe naam zal geven,
die onze weg is door de dood,
Gezegend zijt Gij, levende God, omwille van Hem,
die wij herkennen, hier, in het breken van het brood,
dat hij brak en uitdeelde aan zijn leerlingen.
“Dit brood is als mijn lichaam, gebroken,
uitgedeeld tot vergeving en voeding van jullie leven”
Die wij herkennen in de wijn, in de beker, die hij ophief,
en waarover hij de dankzegging uitsprak:
“Deze wijn is als mijn bloed, mijn levenskracht,
teken van verzoening, hartverwarmend voor de wereld”.
Wij bidden: dat uw Geest komt, Eeuwige God,
om ons te vernieuwen tot kinderen van het Licht,
die liefde en trouw hoog houden,
die hun meester in het dienen blijven gedenken en die samen bidden:
Allen: Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen,
laat uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij vergeven wie ons iets schuldig is.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan U behoort het koningschap,
de macht en de majesteit, in eeuwigheid. Amen.
Vrede en vergeving
V: Voordat ik kan ontvangen brood en wijn
en delen in de maaltijd van de Heer,
erken ik wat er donker is in mij en leg dat neer.
Het woord van steun en troost dat ik niet sprak,
de hand die ik in trots niet reiken kon,
de vriendschap die in drukte onderging, ik leg het neer.
In deze kring ziet Christus zelf mij aan.
G: IK VRAAG EN GEEF VERGEVING IEDER HIER
dat alles wat zijn vrede tegenwerkt wordt neergelegd.
Heer Jezus, deelgenoot aan deze dis,
ik maak mij leeg en strek mijn handen uit
naar U, naar alles wat U geven wilt in brood en wijn.
Zingen : Ubi caritas (vert.: waar vriendschap is en liefde, daar is God)
V: Gebroken voor allen, tot verzoening: brood dat leven geeft,
Vergoten voor de wereld, tot levenskracht: wijn die het hart verwarmt.
Vieren wij samen de maaltijd van de Heer.
Delen van brood en wijn
Dankgebed.
Een enkel woord
Lezing: Matteüs 26, 36-46
36 Vervolgens ging Jezus met zijn leerlingen naar een plek die Getsemane genoemd werd. Hij zei: ‘Blijven jullie hier zitten, Ik ga daar bidden.’
37 Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs met zich mee. Toen Hij bedroefd en angstig begon te worden, 38 zei Hij tegen hen: ‘Ik ben diepbedroefd, tot stervens toe. Blijf hier met Mij waken.’ 39 Hij liep nog een stukje verder, liet zich voorover vallen op de grond en bad: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan Mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals Ik het wil, maar zoals U het wilt.’ 40 Hij liep terug naar de leerlingen en zag dat ze lagen te slapen. Hij zei tegen Petrus: ‘Konden jullie niet eens één uur met Mij waken? 41 Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen; de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak.’
42 Voor de tweede maal liep Hij bij hen vandaan en bad: ‘Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker aan Mij voorbijgaat zonder dat Ik eruit drink, laat het dan gebeuren zoals U het wilt.’ 43 Toen Hij terugkwam, zag Hij dat ze weer sliepen, want ze waren door vermoeidheid overmand. 44 Hij liet
hen achter, liep opnieuw wat verder en bad voor de derde maal, met dezelfde woorden als daarvoor.
45 Daarna voegde Hij zich weer bij de leerlingen en zei: ‘Liggen jullie daar nog steeds te slapen en te rusten? Het ogenblik is nabij waarop de Mensenzoon wordt uitgeleverd aan zondaars. 46 Sta op, laten we gaan; kijk, hij die Mij uitlevert, is al vlakbij.’
Zingen: lied 247: 1,2,3
Blijf mij nabij wanneer het duister daalt.
De nacht valt in wanneer geen licht meer straalt.
Andere helpers, Heer, ontvallen mij.
Der hulpelozen hulp, wees mij nabij.
Wees bij mij, nu de dag ten einde spoedt.
Alles verdoft wat glans bevat en gloed.
Alles vervalt in ’t wisselend getij,
Maar gij die eeuwig zijt, blijf mij nabij.
U heb ik nodig, uw genade is
mijn enig licht in nacht en duisternis
Wie anders zal mijn leidsman zijn dan Gij?
In nacht en ontij, Heer, blijf mij nabij.
Onder orgelspel verlaten we de kerkzaal
Morgen zetten we deze dienst voort met de Goede Vrijdag viering.
U bent om 19.30uur hartelijk welkom.
Medewerkers aan deze viering:
Lectoren: Geeske Houkes, Femmy Dijks. Organiste: Ettie Ottens. Ambtsdragers: Gerrit Rigterink, Reind Katerberg, Ellen van Veen, Jenny Nieuwenhuizen, Dineke Hordijk, Ellen Sonneveld
GOEDE VRIJDAG
We zien, in de liturgische schikking, het kruis en kaarsen. Twaalf kaarsen, twaalf discipelen, in wie wij onszelf mogen herkennen. Twaalf discipelen, die met Jezus de weg van Pasen wilden gaan en die, de één na de ander, afhaakten. Tijdens de passielezing worden één voor één de kaarsen gedoofd.
STILTE
de ambtsdragers komen binnen
Lezen: Psalm 22
In mijn angst roep ik om jou
waar ben jij, in mijn hoogste nood?
Huilend en met lege handen sta ik.
Zonder jouw hulp, ben ik niets
Waarom heb je mij verlaten?
Mijn dagen zijn donker
mijn nachten zijn lang
nergens kan ik je vinden
in de duisternis
jij bent de redder van eeuwen her,
jij geeft kracht aan de wanhopigen.
Waar ben je dan
als ik jou nodig heb?
Waar ben je dan
als ik om jou roep?
Waarom heb je mij verlaten? tekst: Judith ter Hofstede
Zingen: Lied 561
2 Hoe achtloos in ons midden wordt het kostbaar mensenbloed gestort
en in het onbarmhartig licht het kruis des Heren opgericht.
3 De minsten van de mensen zijn daar uitgestrekt in angst en pijn.
Tot aan het eind der wereld lijdt Christus in hun verlatenheid.
4 O Liefde uit de eeuwigheid die met ons mens geworden zijt,
wij bidden, laat ons niet alleen in al het duister om ons heen,
5 opdat ook wij o Heer U niet verlaten in uw diep verdriet
maar bij U zijn in al de pijn waarmee de mensen mensen zijn.
Lezing van het lijdensverhaal volgens Johannes
Johannes 18:1-8
1 Nadat Jezus dit alles gezegd had, ging Hij met zijn leerlingen naar de overkant van de Kidron. Daar liep Hij een tuin in, met zijn leerlingen. 2 Judas, die Hem zou uitleveren, kende deze plek ook, want Jezus was er vaak met zijn leerlingen samengekomen. 3 Judas ging ernaartoe, samen met de cohort soldaten en een aantal dienaren van de hogepriesters en de farizeeën. Ze waren gewapend en droegen fakkels en lantaarns. 4 Jezus wist precies wat er met Hem zou gebeuren. Hij liep naar hen toe en vroeg: ‘Wie zoeken jullie?’ 5 Ze antwoordden: ‘Jezus van Nazaret.’ ‘Ik ben het,’ zei Jezus, terwijl Judas, die Hem kwam uitleveren, erbij stond. 6 Toen Hij zei: ‘Ik ben het,’ deinsden ze achteruit en vielen op de grond. 7 Weer vroeg Jezus: ‘Wie zoeken jullie?’ en weer zeiden ze: ‘Jezus van Nazaret.’ 8 ‘Ik heb jullie al gezegd: “Ik ben het,”’ zei Jezus. ‘Als jullie Mij zoeken, laat deze mensen dan gaan.’
Zingen: lied 587:1 doven van de 1e kaars
Johannes 18, 9-11
9 Zo moest zijn uitspraak in vervulling gaan: ‘Geen van hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik verloren laten gaan.’ 10 Daarop trok Simon Petrus het zwaard dat hij bij zich had, haalde uit naar de knecht van de hogepriester en sloeg hem zijn rechteroor af; Malchus heette die knecht. 11 Maar Jezus zei tegen Petrus: ‘Steek je zwaard in de schede. Zou Ik de beker die de Vader Mij gegeven heeft niet drinken?’
Muziek: Bach, Suite I, Sarabande doven van de 2e kaars
Johannes 18, 12-23
12 De soldaten met hun tribuun en de Joodse gerechtsdienaars grepen Jezus en boeiden Hem. 13 Ze brachten Hem eerst naar Annas, de schoonvader van Kajafas. Kajafas was dat jaar hogepriester, 14 en hij was het die de Joden had voorgehouden: ‘Het is goed dat één mens sterft voor het hele volk.’ 15 Simon Petrus kwam met een andere leerling achter Jezus aan. Deze andere leerling kende de hogepriester en ging met Jezus het paleis van de hogepriester in, 16 maar Petrus bleef buiten bij de poort staan. Daarop kwam de andere leerling, de kennis van de hogepriester, weer naar buiten; hij sprak met de portierster en nam Petrus mee naar binnen. 17 Het meisje sprak Petrus aan: ‘Ben jij soms ook een leerling van die man?’ ‘Nee, ik niet,’ zei hij. 18 De knechten en de gerechtsdienaars stonden zich te warmen bij een vuur dat ze hadden aangelegd omdat het koud was; ook Petrus ging zich erbij staan warmen.
19 De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en over zijn leer. 20 Jezus zei: ‘Ik heb in het openbaar tot de wereld gesproken. Ik heb steeds onderricht gegeven op plaatsen waar de Joden bij elkaar komen, in synagogen en in de tempel, en nooit heb Ik iets in het geheim gezegd. 21 Waarom ondervraagt u Mij? Vraag het toch aan de mensen die Mij gehoord hebben, zij weten wat Ik gezegd heb.’ 22 Toen Jezus dat zei, gaf een van de dienaren die erbij stonden Hem een klap in het gezicht: ‘Is dat een manier om de hogepriester te antwoorden?’ 23 Jezus zei: ‘Als Ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was, maar als het juist is wat Ik heb gezegd, waarom slaat u Me dan?’
Zingen: Lied 577: 2 doven van de 3e kaars
Johannes 18, 24-27
24 Daarna stuurde Annas Hem geboeid naar Kajafas, de hogepriester.
25 Simon Petrus stond zich intussen nog steeds te warmen. ‘Ben jij soms ook een leerling van Hem?’ vroegen ze. ‘Nee,’ ontkende Petrus, ‘ik niet.’ 26 Maar een van de knechten van de hogepriester, een familielid van de man van wie Petrus het oor had afgeslagen, zei: ‘Maar ik heb toch gezien dat je in die tuin bij Hem was?’ 27 Weer ontkende Petrus, en meteen kraaide er een haan.
Muziek Bach, Suite I, Menuet II doven Van de 4e kaars
Johannes 18, 28-36
Jezus werd van Kajafas naar het pretorium gebracht. Het was nog vroeg in de morgen. Zelf gingen ze niet naar binnen, anders zouden ze zich verontreinigen en niet aan het pesachmaal kunnen deelnemen. 29 Daarom kwam Pilatus naar buiten. ‘Waarvan beschuldigt u deze man?’ vroeg hij. 30 Ze antwoordden: ‘Als Hij geen misdaden had gepleegd, zouden we Hem niet aan u uitgeleverd hebben.’ 31 Pilatus zei: ‘Neem Hem dan mee, en veroordeel Hem volgens uw eigen wet.’ Maar de Joden wierpen tegen: ‘Wij hebben het recht niet om iemand ter dood te brengen.’ 32 Zo moest de uitspraak van Jezus in vervulling gaan waarin Hij aanduidde welke dood Hij zou sterven.
33 Pilatus ging het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg Hem: ‘Bent U de koning van de Joden?’ 34 Jezus antwoordde: ‘Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over Mij gezegd?’ 35 ‘Ik ben toch geen Jood,’ antwoordde Pilatus. ‘Uw volk en uw hogepriesters hebben U aan mij uitgeleverd – wat hebt U gedaan?’ 36 Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat Ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.
Zingen: Lied 558: 6 en 7 doven van de 5e kaars
Om het zwijgen het geduld waarmee Gij de wet vervult,
als men vruchtloos zoekt naar schuld, Kyrie eleison
Om het woord van goddelijk recht dat gij tot uw rechters zegt,
zelf hebt Ge’uw geding beslecht, Kyrie eleison
Johannes 18, 37-40
Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat Ik koning ben,’ zei Jezus. ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat Ik zeg.’ 38 Hierop zei Pilatus: ‘Maar wat is waarheid?’
Na deze woorden ging hij weer naar de Joden buiten. ‘Ik heb geen schuld in Hem gevonden,’ zei hij. 39 ‘Maar het is bij u gebruikelijk dat ik met Pesach iemand vrijlaat – wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’ 40 Toen begon iedereen te schreeuwen: ‘Hem niet, maar Barabbas!’ Barabbas was een misdadiger.
Muziek: Bach, Suite III, Sarabande doven van de 6e kaars
Johannes 19, 1-12a
1 Toen liet Pilatus Jezus geselen. 2 De soldaten vlochten een kroon van doorntakken, zetten die op zijn hoofd en deden Hem een purperen mantel aan. 3 Ze liepen naar Hem toe en zeiden: ‘Gegroet, koning van de Joden!’, en ze sloegen Hem in het gezicht. 4 Pilatus ging weer naar buiten en zei: ‘Ik zal Hem hier buiten aan u tonen om u duidelijk te maken dat ik geen enkel bewijs van zijn schuld heb gevonden.’ 5 Daarop kwam Jezus naar buiten, met de doornenkroon op en de purperen mantel aan. ‘Hier is Hij, die mens,’ zei Pilatus. 6 Maar toen de hogepriesters en de gerechtsdienaars Hem zagen begonnen ze te schreeuwen: ‘Kruisig Hem, kruisig Hem!’ Toen zei Pilatus: ‘Neem Hem dan mee en kruisig Hem zelf, want ik zie niet waaraan Hij schuldig is.’ 7 De Joden zeiden: ‘Wij hebben een wet die zegt dat Hij moet sterven, omdat Hij zich de Zoon van God heeft genoemd.’ 8 Toen Pilatus dit hoorde, schrok hij hevig. 9 Hij ging het pretorium weer in en vroeg aan Jezus: ‘Waar komt U vandaan?’ Maar Jezus gaf geen antwoord. 10 ‘Waarom zegt U niets tegen mij?’ vroeg Pilatus. ‘Weet U dan niet dat ik de macht heb om U vrij te laten of U te kruisigen?’ 11 Jezus antwoordde: ‘De enige macht die u over Mij hebt, is u van boven gegeven. Daarom draagt degene die Mij aan u uitgeleverd heeft de meeste schuld.’ 12 Vanaf dat moment wilde Pilatus Hem vrijlaten
Zingen: LB 587: 4 doven van de 7e kaars
Hier is God zelf, ontdaan van alle glorie,
De mens die uit de hemel is geboren.
Ik ben de gesel die hem open haalde,
ik laat hem vallen
Johannes 19, 12b-22
Maar de Joden riepen: ‘Als u die man vrijlaat bent u geen vriend van de keizer, want iedereen die zichzelf tot koning uitroept pleegt verzet tegen de keizer.’ 13 Toen Pilatus dit hoorde, liet hij Jezus naar buiten brengen. Zelf nam hij plaats op de rechterstoel op het zogeheten Mozaïekterras, in het Hebreeuws Gabbata. 14 Het was rond het middaguur op de voorbereidingsdag van Pesach. Pilatus zei tegen de Joden: ‘Hier is Hij, uw koning.’ 15 Meteen schreeuwden ze: ‘Weg met Hem, weg met Hem, aan het kruis met Hem!’ Pilatus vroeg: ‘Moet ik uw koning kruisigen?’ Maar de hogepriesters antwoordden: ‘Wij hebben geen andere koning dan de keizer!’ 16 Toen droeg Pilatus Hem aan hen over om Hem te laten kruisigen.
Jezus werd weggevoerd; 17 Hij droeg zelf het kruis naar de zogeheten Schedelplaats, in het Hebreeuws Golgota. 18 Daar kruisigden ze Hem, met twee anderen, aan weerskanten één, en Jezus in het midden. 19 Pilatus had een inscriptie laten maken die op het kruis bevestigd werd. Er stond op: ‘Jezus van Nazaret, koning van de Joden’. 20 Het stond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks, en omdat de plek waar Jezus gekruisigd werd dicht bij de stad lag, werd deze inscriptie door veel Joden gelezen. 21 De hogepriesters van de Joden zeiden tegen Pilatus: ‘U moet niet “koning van de Joden” schrijven, maar “Deze man heeft beweerd: Ik ben de koning van de Joden”.’ 22 ‘Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven,’ was het antwoord van Pilatus.
Muziek: Max Reger, Suite III, Andante con Variazioni doven van de 8e kaars
Johannes 19, 23-27
Nadat ze Jezus gekruisigd hadden, verdeelden de soldaten zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel. Maar zijn onderkleed was in één stuk geweven, van boven tot beneden. 24 Ze zeiden tegen elkaar: ‘Laten we het niet scheuren, maar laten we loten wie het hebben mag.’ Zo moest in vervulling gaan wat de Schrift zegt: ‘Ze verdeelden mijn kleren onder elkaar en wierpen het lot om mijn gewaad.’ Dat is wat de soldaten deden.
25 Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en haar zus, en Maria, de vrouw van Klopas, en Maria van Magdala. 26 Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie Hij veel hield, zei Hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw, dat is uw zoon,’ 27 en daarna tegen de leerling: ‘Dat is je moeder.’ Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.
Zingen: Lied 576 b: 4 doven van de 9e kaars
Lezen: Johannes 19, 28-30
Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei Hij: ‘Ik heb dorst.’ 29 Er stond daar een vat water met azijn; ze doopten er een spons in en brachten die, gestoken op een majoraantak, naar zijn mond. 30 Nadat Jezus ervan gedronken had zei Hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.
Stilte doven van de 10e kaars
Johannes 19, 31-37
Het was voorbereidingsdag, en de Joden wilden voorkomen dat de lichamen op sabbat, en nog wel een bijzondere sabbat, aan het kruis zouden blijven hangen. Daarom vroegen ze Pilatus of de benen van de gekruisigden gebroken mochten worden en of ze de lichamen mochten meenemen. 32 Toen braken de soldaten de benen van de eerste die tegelijk met Jezus gekruisigd was, en ook die van de ander. 33 Vervolgens kwamen ze bij Jezus, maar ze zagen dat Hij al gestorven was. Daarom braken ze zijn benen niet. 34 Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit. 35 Hiervan getuigt iemand die het zelf heeft gezien, en zijn getuigenis is betrouwbaar. Hij weet dat hij de waarheid spreekt en wil dat ook u gelooft. 36 Dit gebeurde omdat de Schrift in vervulling moest gaan: ‘Geen van zijn beenderen zal verbrijzeld worden.’ 37 Een andere schrifttekst zegt: ‘Ze zullen hun blik richten op Hem die ze hebben doorstoken.’
Muziek: Samuel Araya, Elegie doven van de 11e kaars
Johannes 19, 38-42
38 Na deze gebeurtenissen vroeg Josef van Arimatea – die een leerling van Jezus was, maar uit angst voor de Joden in het geheim – aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mocht meenemen. Pilatus gaf toestemming en Josef nam het lichaam mee. 39 Nikodemus, die destijds ’s nachts naar Jezus toe gegaan was, kwam ook; hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd litra. 40Ze wikkelden Jezus’ lichaam met de balsem in linnen, zoals gebruikelijk is bij een Joodse begrafenis. 41Bij de plaats waar Jezus gekruisigd was lag een tuin, en daar was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. 42 Omdat het voor de Joden voorbereidingsdag was en dat graf dichtbij was, legden ze Jezus daarin.
Zingen: Lied 590: 1, 2, 4, Nu valt de nacht doven van de 12e kaars
2 De wereld gaf Hem slechts een graf,
zijn wonen was Hem zwerven;
al zijn onschuld werd Hem straf en zijn leven sterven.
4 ’t Is goed, o Heer, Gij hoeft de eer
van God niet meer te staven.
Leggen wij ons bij U neer, in uw dood begraven.
Een enkel woord
Zingen: Lied 558, Jezus om uw lijden groot: 1, 2, 5, 8, 9, 10
2Heer, om uw zachtmoedigheid, vorst die op een ezel rijdt
en om Sions onwil schreit, Kyrie eleison.
5 Here, om uw bloedig zweet, als Ge alleen de wijnpers treedt,
om de kelk vol bitter leed, Kyrie eleison.
8 Om de doornen van uw kroon, om de geesling en de hoon,
roepen wij, o Mensenzoon, Kyrie eleison.
9 Om uw kruis, Heer, bidden wij, om de speerstoot in uw zij,
ga aan onze schuld voorbij, Kyrie eleison.
10 Heer, om uw vijf wonden rood, om uw onverdiende dood,
smeken wij in onze nood, Kyrie eleison.
Stilte
De paaskaars wordt wegdragen
Avondgebed
Blijf bij ons Heer, want het is avond
en de nacht zal komen.
Blijf bij ons en bij heel uw Kerk
aan de avond van de dag,
aan de avond van het leven,
aan de avond van de wereld.
Blijf bij ons
met uw genade en goedheid,
met uw troost en zegen,
met uw woord en sacrament.
Blijf bij ons
wanneer over ons komt
de nacht van beproeving en van angst,
de nacht van twijfel en aanvechting,
de nacht van de strenge, bittere dood.
Blijf bij ons
in leven en in sterven,
in tijd en eeuwigheid.
Amen
In stilte verlaten we de kerkzaal. Morgen zetten we deze dienst voort. U bent om 21.30uur hartelijke welkom.
Medewerkers aan deze viering:
Lectoren: Geeske Houkes, Femmy Dijks, Etty Ottens. Organist: Martin de Ruiter, Cello: Andrea Trillo Sanmartin, Ambtsdragers: Henny Habing, Ina Pol, Greet de Vries, Ellen Sonneveld
PAASWAKE Stille Zaterdag
STILTE
Binnendragen van het licht
We zingen: lied 600
Voorganger. 1 Licht, ontloken aan het donker,
Licht, gebroken uit de steen,
Licht, waarachtig levensteken,
werp uw waarheid om ons heen!
2 Licht, geschapen, uitgesproken,
Licht, dat straalt van Gods gelaat,
Licht uit Licht, uit God geboren,
groet ons als de dageraad!
Vrouwen 3
Mannen: 4 Licht, verschenen uit den hoge,
Licht, gedompeld in de dood,
Licht, onstuitbaar, niet te doven,
zegen ons met morgenrood!
Allen: 5 Licht, straal hier in onze ogen,
Licht, breek uit in duizendvoud,
Licht, kom ons met stralen tooien,
ga ons voor van hand tot hand!
Het paaslicht gaat door de kerk, de nieuwe paaskaars wordt op de standaard gezet
Rik: Waarom is deze nacht zo anders dan alle andere nachten?
Waarom slapen wij niet maar wachten wij in het donker?
Voorganger: ……..
Wij zingen in beurtzang: eerst vrouwen, dan mannen:
mel lied 400 (oude liedboek voor de kerken)
V: Ver- heft uw stem en heft het aan, hal- le- lu- ja
M: Ver- heft uw stem en heft het aan, hal- le- lu- ja
V: Dit licht zal on- ze nacht ver- slaan, hal- le- lu- ja
M: Dit licht zal on- ze nacht ver- slaan, hal- le- lu- ja
Allen:Hal- le- lu- ja, Hal- le- lu- ja , Hal- le- lu- ja
V: In diepe nacht een nieuwe wijs, halleluja
M: In diepe nacht een nieuwe wijs, halleluja
V: Dit licht gaat met ons mee op reis, halleluja
M: Dit licht gaat met ons mee op reis, halleluja
Allen: Halleluja, Halleluja, Halleluja
Allen: Dit licht verkondigt ongehoord, halleluja
Dit licht verkondigt ongehoord, halleluja
De laatste krijgt het eerste woord, halleluja,
De laatste krijgt het eerste woord, halleluja
Halleluja, Halleluja, Halleluja
Wij doven onze kaarsen.
Gebed voor de paasnacht
Lezingen voor de paasnacht
Rik: waarom is deze nacht anders dan alle andere nachten?
V: Deze nacht gedenken wij dat God onze wereld schiep en ons leven gaf opdat wij mee kunnen spelen in zijn verhaal.
Zingen lied 984: 1,2,4 (melodie lied 350)
Gezegend die de wereld schept,
de dag uit nacht tot leven wekt,
het licht der zon roept en de maan,
de sterren om op wacht te staan.
Gezegend die de aarde maakt,
de grenzen van de zee bewaakt,
ontluiken doet het jonge groen,
de kleurenpracht van elk seizoen.
Gezegend die de mensen roept
tot liefde, vruchtbaarheid en moed,
om voor elkander te bestaan
in eerbied voor zijn grote naam.
Rik: Waarom is deze nacht anders dan alle andere nachten?
V: Deze nacht gedenken wij dat God een kleurrijke boog maakte aan de hemel: een verbond sloot met de mensen. Deze nacht gedenken wij dat God steeds opnieuw met ons begint.
Zingen: Psalm 62: 1
Mijn ziel is stil tot God mijn Heer,
van Hem verwacht ik altijd weer
mijn heil, - op Hem toch kan ik bouwen.
Ik wankel niet, want Hij staat vast:
mijn toevlucht, als het water wast,
mijn rots, mijn enige vertrouwen.
Rik: Waarom is deze nacht anders dan alle andere nachten?
V: Deze nacht gedenken wij dat God ons roepen heeft gehoord, onze angst heeft gezien, ons bevrijdde van alles wat ons onvrij maakt en niet toeliet dat wij verzwolgen werden door het water van de Schelfzee.
Zingen: Nog voor wij woorden hebben’
(tekst:Sytze de Vries; mel: lied 657: Zolang wij ademhalen)
1 Nog voor wij woorden hebben heeft Hij ons in het oog
Meer dan wij durven dromen houdt Hij ons leven hoog.
Hij schrijft op onze dagen dit eeuwige refrein
Jouw God ben ik, jouw Vader, Ik zal er voor jou zijn.
2 Wij trekken door het water en zetten voet aan land
Het leven komt ons nader hier aan de overkant.
De dood druipt van ons lichaam. God maakt een nieuw begin
Zijn Geest waait ons weer droog en blaast nieuwe adem in.
Rik: Waarom is deze nacht anders dan alle andere nachten?
V:Deze nacht gedenken wij dat God ons niet heeft overgegeven aan het woeste water, aan de macht van de dood. Deze nacht gedenken wij dat wij, als Jona, uit het water zijn getrokken.
Zingen: lied 350: 3, 4 5
3.Tot ondergang zijn wij gedoemd,
als God ons niet bij name noemt,
maar God-zij-dank, Hij doet ons gaan
door ’t water van de doodsjordaan.
4. Wij staan geschreven in zijn hand,
Hij voert ons naar ’t beloofde land.
Als kind’ren gaan wij zingend voort,
de Vader is het die ons hoort
5. Met Noach en zijn regenboog
Mozes die uit Egypte toog
en Jona uit het hart der zee
bidt heel uw kerk aanbiddend mee
Wat woorden
Zingen Volg je mij… (Vertaling: Leen Edelman, Cuijk Melodie: Iona 40)
Houd niet vast aan vroeger als ik roep je bij je naam.
Wil je zorgen voor gekwetsten in jouw nieuw bestaan.
Val hem niet te hard voor wie - leven angst en zorgen biedt.
Vraag aan mij maar honderduit en groei zo naar mij toe.
Wees een oog voor blinden als ik roep je bij je naam.
Geef aan wie is opgesloten hoop op nieuw bestaan.
Kus wie uitgesloten is - en eerbiedig zijn gemis
en erken wat ik je leerde, groei zo naar mij toe
Vrees niet voor je eigen schaduw als ik roep je naam.
Laat je angst je niet verzuren in jouw nieuw bestaan.
Boor de hoop aan die je vond, schep een wereld gaaf en rond.
Wees mijn ogen, handen, mond en groei zo naar mij toe.
Doop en doopgedachtenis in de paasnacht
Lezing naar Romeinen 6 : 3 en 4
Jullie weten toch wel dat door de doop,
die ons één maakte met Jezus de Gezalfde,
zijn dood ook onze dood werd!
Door de doop zijn we dus met hem gestorven en begraven.
En zoals Christus is opgewekt uit de doden,
kunnen ook wij een nieuw leven leiden.
Want wanneer we één met hem geworden zijn door te sterven,
dan mogen we hem ook volgen door op te staan.
V: Rik, waarom ben jij hier vannacht gekomen?
Rik: Ik wil gedoopt worden!
V: Met welke namen wil jij je gekend weten bij God en mensen?
Rik: met de namen die mijn ouders mij gegeven hebben: Hans Erik
V: Laat deze namen voorgoed geschreven staan in de palm van Gods hand.
We gaan naar het doopvont
Doopgebed
Geloofsbelijdenis
V: IK-ZAL-ER-ZIJN is onze God,
God over de goden,
Schepper van hemel en aarde,
die ons de aarde heeft toevertrouwd;
Vader van zijn volk onderweg,
Moeder van alle levenden.
Zijn vrederijk is nabij gekomen
In Jezus van Nazareth, de Gezalfde,
Hij roept ons Hem te volgen.
De Geest is het die levend maakt
die ons leidt in de waarheid;
ons lokt met het visioen
van een wereld waar het menselijk toegaat,
die met ons gaat naar de toekomst.
Samen met Rik zingen we:
Ja, ik volg wanneer U roept mij bij mijn eigen naam
op mij onbekende wegen in een nieuw bestaan.
Ik breng liefde aan het licht, geef Uw naam hier een gezicht.
Laat Uw liefde in mij zijn, laat mij Uw wegen gaan.
Rik wordt gedoopt en gezegend.
V: Rik, Wil jij kind van God zijn?
Rik: ja dat wil ik
V: Wil jij, nu je je zo duidelijk geroepen voelt, Jezus volgen?
Rik: ja dat wil ik
V: Wil jij je laten leiden door Gods Geest en bij de kerk van Christus horen?
Rik: ja dat wil ik
V: Gemeente, willen jullie Rik in jullie midden verwelkomen? Willen jullie hem helpen om te leven als een geroepen mens? Willen jullie Rik bijstaan, ook wanneer hij in zijn leven door diep water moet gaan? Willen jullie Rik meenemen in het bevrijdende verhaal van God en Jezus Messias?
Gemeente: JA DAT WILLEN WIJ
Hernieuwing van de doopgeloften
Iedereen die dat wil mag nu naar voren komen om de eigen doop te herdenken. U krijgt met water een kruisje op uw voorhoofd getekend met de woorden: “De Geest maakt je levend”. Je mag antwoorden met: “Amen”.
Voel u vrij om naar het doopvont te komen.
Voel u ook vrij om te blijven zitten.
Terwijl we naar het doopvont komen zingen we: lied 655
2 Hij gaat u voor in wolk en vuur, gunt aan uw leven rust en duur
en geeft het zin en samenhang. Zing dan de Heer een nieuw gezang!
3. Een lied van uw verwondering dat nóg uw naam niet onderging,
maar weer opnieuw geboren is uit water en uit duisternis.
4. De hand van God doet in de tijd tekenen van gerechtigheid.
De Geest des Heren vuurt ons aan de heilige tekens te verstaan.
5. Wij zullen naar zijn land geleid doorleven tot in eeuwigheid
en zingen bij zijn wederkeer een nieuw gezang voor God de Heer.
Aanbieden van de doopkaars aan Rik
Stilte
Wanneer de klokken gaan luiden, gaan we staan
Lezing van het opstandingsevangelie: Matteüs 28, 1-10
1 Na de sabbat, bij het ochtendgloren van de eerste dag van de week, kwam Maria van Magdala met de andere Maria naar het graf kijken. 2 Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten. 3 Hij lichtte als een bliksem en zijn kleding was wit als sneeuw. 4 De bewakers beefden van angst en vielen als dood neer. 5 De engel richtte zich tot de vrouwen en zei: ‘Wees niet bang, ik weet dat jullie Jezus, de gekruisigde, zoeken. 6 Hij is niet hier, Hij is immers uit de dood opgewekt, zoals Hij gezegd heeft. Kijk, dit is de plaats waar Hij gelegen heeft. 7 En ga nu snel naar zijn leerlingen en zeg hun: “Hij is opgewekt uit de dood, en dit moeten jullie weten: Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zul je Hem zien.” Onthoud dat ik jullie dit gezegd heb.’
8 Ontzet en opgetogen verlieten ze het graf; ze haastten zich om het aan zijn leerlingen te vertellen.
9 Op dat moment kwam Jezus hun tegemoet en groette hen. Ze liepen op Hem toe, grepen zijn voeten vast en aanbaden Hem. 10 Daarop zei Jezus: ‘Wees niet bang. Ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan, daar zullen ze Mij zien.’
Het paasvuur gaat opnieuw door de kerk terwijl we zingen:
Zingen lied 634: 2, Licht moge stralen in de duisternis
Licht moge stralen in de duisternis,
nieuwe vrede dalen waar geen hoop meer is.
Geef ons dan te leven in het nieuwe licht,
wil het woord ons geven dat hier vrede sticht:
U zij de glorie, opgestane Heer,
U zij de victorie, U zij alle eer!
We verlaten met ons lichtje de kerk.
Onder de toren kunt u Rik een hand geven.
Morgen, Paaszondag om 10 uur, zetten we deze dienst voort.
U bent hartelijk welkom!
Medewerkers aan deze viering:
Lectoren: Geeske Houkes, Femmy Dijks. Organiste: Ettie Ottens. Vragen: Rik Schepers, Ambtsdragers: Henny Habing, Tonny Warners, Elly Zubler, Ellen Sonneveld
